Hans van der Meulen

Hans van der Meulen werd geboren op 30 maart 1953 in Emmen. Hij is een Nederlandse expeditieklimmer en de enige Nederlander die vijf bergen boven de 8000 meter heeft beklommen, waaronder de Mount Everest, K2 en Gasherbrum.

Na twee eerdere pogingen bereikte hij in 2002 de top van de Mount Everest, als eerste Nederlander zonder extra zuurstof. Op 29 december 2016 bereikte hij ook de hoogste berg van het zuidelijk halfrond: de Aconcagua.

In 1995 redde hij samen met Cas van de Gevel het leven van Wilco van Rooijen, die zwaargewond was op de flanken van de K2. Daarnaast bereikte hij als eerste Nederlander, samen met zijn teamgenoten, volledig op eigen kracht het noordelijkste punt van de aarde na een barre tocht van 70 dagen.

Voor zijn indrukwekkende prestaties als expeditieklimmer werd Hans in 2002 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij richtte het bedrijf Adventure Food op, dat hij inmiddels heeft verkocht. Sinds kort geniet hij van zijn pensioen.

1. “Als je een droom hebt, geef niet op bij de eerste tegenslag.”

Uit het interview:

“Ik overtuigde hen dat als je ergens aan begint, je het ook moet proberen af te maken. Anders ben je laf. Natuurlijk, als er echt levensgevaar dreigt, moet je stoppen. Maar je moet in elk geval je best hebben gedaan, anders krijg je daar later spijt van.”

Deze les gaat over doorzettingsvermogen. Psychologisch onderzoek naar grit (Duckworth, 2007) toont dat niet talent, maar vooral volharding en passie doorslaggevend zijn voor succes op de lange termijn. In bergbeklimmen is dit letterlijk van levensbelang, maar ook in het dagelijks leven: wie doorzet bij studie, werk of persoonlijke doelen, bereikt meer én voelt achteraf minder spijt.

2. “Wees niet alleen maar met jezelf bezig – investeer in relaties.”

Uit het interview:

“Als ik mijn twintigjarige zelf een tip zou moeten geven, dan is het dit: wees niet alleen maar met jezelf bezig. Kijk ook naar de sociale kant van het leven en investeer in relaties. Vriendschappen zijn ontzettend belangrijk, dus doe daar meer je best voor. En realiseer je dat sommige dingen maar één kans bieden, zoals kinderen krijgen.”

Veel onderzoek laat zien dat sociale verbinding een van de belangrijkste voorspellers van levensgeluk is. De beroemde Harvard Study of Adult Development (die al meer dan 80 jaar loopt) concludeert dat hechte relaties mensen gelukkiger en gezonder maken dan geld of roem. 

kijk hier de korte TED-talk “What makes a good life?” door Robert Waldinger (Harvard Study).

3. “Neem risico’s zolang het nog kan.”

Uit het interview:

“Het leven heeft misschien geen vast doel, maar nu we hier toch zijn, kun je er maar beter het beste van maken. Neem risico’s zolang het nog kan. Dat klinkt misschien als een cliché, maar het is niet minder waar. En onthoud: het is nooit te laat en je bent nooit te oud om te veranderen of om jezelf te worden.”

Dit is een filosofisch én praktisch inzicht: existentialistisch bijna. Kierkegaard en Sartre schreven al dat authenticiteit vraagt om het aangaan van risico’s en onzekerheid. Neurowetenschap ondersteunt dat risico’s nemen (binnen grenzen) de hersenen plastisch houdt en leerprocessen activeert. Dat geldt voor extreme expedities, maar ook voor keuzes in werk, relaties of persoonlijke groei.

Lees hier het hele interview

Er is een reden dat ik niet bekend ben: ik hou er niet van om in de media te komen en overal ongegeneerd mijn mening te ventileren. Natuurlijk heb ik wel eens in de krant gestaan, bijvoorbeeld toen ik de Mount Everest beklom of na mijn Noordpoolexpeditie. Maar ik vind het belangrijk om bescheiden te blijven. Ik pretendeer niet alles te weten – ik ben ook maar een mens. Uiteindelijk worstelen we allemaal met dezelfde dingen.

Bijna iedereen voelt zich in de basis onzeker. Je wordt zomaar op deze wereld gezet zonder dat je daar iets over te zeggen hebt, en dan moet je er maar het beste van maken. Als je dan opgroeit in een gezin dat de nodige klappen krijgt… Mijn vader overleed aan darmkanker toen ik vijftien was. Dat heeft natuurlijk invloed op de rest van je leven. Mijn zus denkt dat mijn obsessie voor bergen beklimmen daar direct mee te maken heeft, dat ik in de bergen eigenlijk op zoek ben naar mijn vader. Of dat zo is weet ik niet, maar het zou best kunnen.

Hoe het avontuur begon

Toen ik in de brugklas zat, stotterde ik en haalde ik slechte cijfers. Ik vond school vreselijk; dat stilzitten was niks voor mij. Maar toen ik naar de mavo ging, veranderde dat. Ik haalde ineens hoge cijfers en hoefde er nauwelijks voor te leren.

Ik was altijd al actief. Ik deed aan atletiek, hockey, tennis en judo. Mijn eerste echte avontuur beleefde ik daar ook, dankzij een docent die werkte met het systeem van Outward Bound. Dat is een methode waarbij je met sport en natuur mensen – vooral jongeren – in beweging krijgt. We gingen overnachten in de natuur en ik was meteen verkocht.

Na de mavo deed ik nog de havo en ben ik Outward Bound echt gaan uitproberen. Dat bleek een schot in de roos. Het heeft vijftien jaar van mijn leven bepaald. Ik begon er als klusjesman en gaf later ook les. Ondertussen deed ik al aan klimmen en kanoën, en daarnaast aan sporten als polsstokspringen en speerwerpen. Ik dacht toen nog dat ik sportleraar zou worden.

Ik was erg op zoek naar wie ik was en waar ik voor stond. Daarom ben ik toen flink met mezelf aan de slag gegaan en heb ik van alles bestudeerd: van filosofie en psychologie tot godsdienst.


Vreselijk ongeval

Later ben ik met mijn vrouw naar Frankrijk verhuisd, waar we in de bergen gingen wonen. Ik verdiende mijn geld met het geven van cursussen. In 1993 gebeurde er iets vreselijks. Ik was met mijn hond en een groep jongeren van 15 en 16 jaar op pad toen we werden overvallen door een lawine. Ik keek achterom en zag dat een van de jongens die achter mij skiede, verdwenen was. Hij was onder de sneeuw terechtgekomen.

Iedereen begon direct te zoeken, maar pas na vijftien minuten vonden we hem. Hij ademde niet meer. Ik heb hem nog lange tijd gereanimeerd, maar het was tevergeefs – hij was al overleden. Ik voelde me verschrikkelijk. Ik heb het uiteindelijk verwerkt, maar zelfs nu – 32 jaar later – houdt het me nog steeds bezig. Na het ongeluk wist ik niet wat ik moest doen: stoppen of doorgaan? Ik ben een maand in een hut gaan zitten om erover na te denken. Ik schreef alle voor- en nadelen op en kwam tot de conclusie dat ik toch wilde doorgaan.

Ik denk dat als je moeite hebt met een keuze, zoals ik toen, het helpt om een lijst te maken met plus- en minpunten. Neem daarin mee wat je leuk vindt, maar ook praktische zaken zoals financiën. Neem de tijd om tot rust te komen voordat je een beslissing neemt. En als je dan uiteindelijk de knoop doorhakt, ga er dan ook echt voor.

Na het ongeluk ben ik verdergegaan op een plek met minder lawinegevaar. Dat was in het begin niet makkelijk, maar ik heb het ongeluk kunnen verwerken en werkte uiteindelijk weer met plezier en succes.


Grenzen verleggen in de bergen
In de jaren ’90 leerde ik Ronald Naar kennen. Hij overleed later op 56-jarige leeftijd tijdens een klim op de Cho Oyu. Ronald wilde graag een artikel over mij schrijven nadat hij hoorde over mijn leven in de bergen met mijn sledehonden. Hij kwam langs, en al snel ontstond het idee om samen een tocht door IJsland te maken. Tijdens die tocht zijn we bijna gestikt in ons tentje tijdens een sneeuwstorm. Dan leer je elkaar wel goed kennen.

Na die tocht vroeg Ronald mij als assistent-leider tijdens een expeditie naar de Gasherbrum II (ook bekend als K4), een berg van 8035 meter hoog. We wilden kijken of we er vanaf konden parapenten. Ik wist niet eens zeker of ik wel boven de 6000 meter kon functioneren, maar ik was nieuwsgierig en wilde mijn grenzen verkennen.

Tijdens een oefenvlucht raakte Ronald gewond bij het parapenten, en ineens was ik de leider van een expeditie met zo’n 200 dragers. Ik werd behoorlijk op de proef gesteld. Iemand viel in een gletsjer, ik verstuikte mijn enkel en we kregen het niet voor elkaar om de top te bereiken. Na een maand waren de jongens het zat. Ik ben toen met hen gaan praten en herinnerde hen eraan hoe enthousiast ze drie weken daarvoor nog waren. Ze leken nu zomaar op te willen geven. Dat kon toch niet de bedoeling zijn?

Ik overtuigde hen dat als je ergens aan begint, je het ook moet proberen af te maken. Anders ben je laf. Natuurlijk, als er echt levensgevaar dreigt, moet je stoppen. Maar je moet in elk geval je best hebben gedaan, anders krijg je daar later spijt van. Als je een droom hebt en je geeft op bij de eerste tegenslag, dan zul je die droom nooit bereiken.

Ik kan zelf altijd goed voor ogen houden waarom ik ergens aan begonnen ben. Dat hoort ook bij goed leiderschap: je team in moeilijke momenten weer laten voelen wat het doel is en hen overtuigen dat het haalbaar is. Mijn moeder heeft mij dat geleerd. Zij was altijd een doorzetter en gaf het goede voorbeeld in ons gezin.

Er wordt vaak gezegd dat de beklimming belangrijker is dan het bereiken van de top. Maar als je doel de top is, dan is het natuurlijk wel fijn als je dat haalt. Dat geeft je weer moed voor de volgende klim of het volgende doel. Mijn doel was altijd tweeledig: een fijne expeditie én de top bereiken. Ik wilde altijd zo hoog mogelijk komen, maar ik genoot onderweg minstens zo veel van de prachtige natuurlandschappen en de zonsopgangen.


Over de dood en het leven
Ik heb de dood vaker in de ogen gekeken dan iemand die niet aan bergbeklimmen doet. Zo zag ik eens een enorme lawine op me afkomen. Ik stond op 6000 meter hoogte, en daar kun je niet zomaar wegrennen. Dus bleef ik stil staan en zag hoe de lawine uiteindelijk op enkele meters naast me tot stilstand kwam. Ik dacht echt dat ik zou sterven.

Toch kan ik goed omgaan met het idee dat ik er op een dag niet meer ben. Ik ben niet bang om dood te gaan. Het maakte me op dat moment zelfs niet uit of ik daar zou sterven of niet. Dat betekent niet dat ik roekeloos was of me minder goed voorbereidde op een beklimming, maar het hielp me wel om steeds weer terug te keren naar de bergen.

Mijn levensmotto is dan ook: ‘leef het leven’. Die instelling ontwikkelde ik rond mijn twintigste, toen ik me begon te verdiepen in allerlei filosofieën. Ik wilde meer begrijpen en minder simpelweg geloven. Ik wilde dingen niet aannemen alleen omdat iemand het zegt of omdat het ergens geschreven staat.

Ik vind het belangrijk om je eigen levensfilosofie te ontwikkelen. Die mag best deels gebaseerd zijn op bestaande ideeën en theorieën, maar moet ook voortkomen uit je eigen ervaringen.


Zonder doping de berg op
Ik heb altijd heel sterk gevoeld dat je een berg zonder zuurstof moet kunnen beklimmen. Voor mij voelt extra zuurstof als een soort doping. Dat principe is altijd belangrijk voor me geweest, en ik ben er trots op dat ik zo ook de Mount Everest heb beklommen.

Toen ik op de top stond, durfde ik geen foto te maken. Ik was volledig uitgeput, tot in mijn haarwortels. Mijn vingers waren al bijna bevroren en bovendien was er niks te zien door het slechte weer. Tijdens de terugtocht was ik zo kapot dat ik me stukken van de berg heb laten afrollen, glijden en zelfs vallen. Het was verschrikkelijk. Ik ben vijftien kilo afgevallen tijdens die expeditie.

Er waren mensen die twijfelden aan mijn prestatie, omdat ik geen fotobewijs had. Maar ik weet zelf dat ik het gehaald heb, en iedereen die mij goed kent, twijfelde geen moment. Uiteindelijk ben ik na ondervraging officieel opgenomen in de boeken als Everest-beklimmer. Dat gaf me de rust om al die speculaties verder los te laten.

 

Geluk opzoeken
Bij het klimmen heb ik altijd een hoge ethische norm gehad. Ik ben een van de weinigen – samen met Wilco – die zonder zuurstof klom. Dat zie ik als een mooie prestatie; het zegt iets over mijn doorzettingsvermogen, mijn wil om te trainen en mijn streven naar een perfecte voorbereiding. Juist dankzij die grondige voorbereiding waren 80 tot 90% van mijn beklimmingen succesvol.

Op zo’n moment ervaar je echt geluk. Toen ik op de top van de Everest stond, dacht ik: ‘Ik heb het gehaald, ik kan dit. De hele wereld ligt letterlijk aan mijn voeten.’ Maar uiteindelijk word je daar op de lange termijn niet gelukkig van. Ik geloof sowieso niet in het streven naar een voortdurende staat van geluk. Het is al mooi als je in je leven een aantal gelukkige momenten kunt ervaren.

Soms kun je zulke momenten ook bewust opzoeken. Je lichaam en brein staan met elkaar in verbinding; bewegen is goed voor allebei. Als je alleen maar werk doet met je hoofd, voel je vaak niet meer wat je lichaam eigenlijk nodig heeft. Maar als je bijvoorbeeld heel hard fietst en je lichaam begint te tintelen, tintelt je hoofd mee. Zulke momenten van tintelend geluk kun je zelf creëren.

 

Spijt
Als je klimt zoals ik dat heb gedaan, moet je er obsessief mee bezig zijn om zo ver te komen. Het is iets heel naar binnen gekeerds, veel avonturiers hebben dat. Maar er heeft ook veel voor moeten wijken. Soms vraag ik me nu af: Ben ik niet te veel bezig geweest met de bergsport?

Door het klimmen heb ik veel toppen bereikt, maar ik heb er ook dingen door gemist. Zo wilde ik ooit met mijn toenmalige vrouw aan kinderen beginnen. Maar precies in die periode belde iemand op en vroeg: “Hans, ga je mee naar de Noordpool?” Voor ik het wist had ik al ‘ja’ gezegd, en stelden we het proberen uit. Toen we er later opnieuw over spraken, wilde ze geen kinderen meer. Daar heb ik wel spijt van. In plaats van al die toppen, had ik nu misschien kleinkinderen gehad.

Mijn ouders zijn ondertussen overleden en ik heb fijn, maar weinig contact met mijn broers en zussen. Soms mis ik die verbondenheid en de steun die familie kan geven. Kinderen kunnen je ook een reden geven om te leven en van het leven te genieten. Het leven helemaal in je eentje moeten rooien kan soms zwaar zijn.

Als ik mijn twintigjarige zelf een tip zou moeten geven, dan is het dit: wees niet alleen maar met jezelf bezig. Kijk ook naar de sociale kant van het leven en investeer in relaties. Vriendschappen zijn ontzettend belangrijk, dus doe daar meer je best voor. En realiseer je dat sommige dingen maar één kans bieden, zoals kinderen krijgen. Als je een berg niet beklimt, komt er ruimte voor andere dingen. Gooi die kansen niet achteloos weg.

En neem de tijd om te rouwen en je emoties te verwerken. Ik ben altijd een binnenvetter geweest. Toen mijn vader stierf, heb ik dat niet goed verwerkt. Later zat ik op elke begrafenis van anderen te huilen, niet om hen, maar nog steeds om mijn vader.

 

Gezond leven
Ik begin mijn dag graag met beweging. Zodra ik rond zeven uur wakker word, stap ik meteen uit bed, ook al moet ik mezelf daar soms toe dwingen. Lang blijven liggen vind ik geen fijne manier om de dag te starten. Nog voor het ontbijt ga ik naar buiten voor een fietstocht of een rondje hardlopen. Daarna voel ik me klaar voor de dag en kan ik aan andere dingen beginnen.

Ik heb ook andere routines die mijn leven prettig maken. Zo koop ik op zaterdag de krant en lees ik die de hele week uit. En ik eet ’s avonds nooit meer na zeven uur. Zulke gewoontes helpen me om goed in mijn vel te zitten. Aan die goede gewoontes moet je vasthouden.

Mensen zijn uiteindelijk ook gewoon dieren. Het is belangrijk om gezond te blijven, veel te bewegen en goed te eten. Daar kun je niet vroeg genoeg in je leven mee beginnen. Ik heb altijd een leven vol sport gehad, en nu ik niet meer de hoogste bergen beklim, blijf ik actief met fietsen en kanoën. Ik wil graag zo gezond mogelijk oud worden en dan op een dag gewoon plotseling dood neervallen. Dat lijkt me de prettigste manier. Zo lang mogelijk zelfstandig blijven – dat is voor mij belangrijk.

Omdat ik altijd al met gezond eten bezig was, ben ik daar ook zakelijk iets mee gaan doen. Ik heb het bedrijf Adventure Food opgezet en dat in 2009 verkocht. Wat ik nu ga doen? In ieder geval niet achter de geraniums zitten. Daar ben ik niet voor gemaakt. Misschien ga ik vrijwilligerswerk doen of word ik coach. Wie weet?

Ik vind ook dat als je ongezond leeft, je de maatschappij onnodig belast met kosten. Als mensen gezonder eten en leven, kunnen we dat geld aan andere dingen besteden. Wat mij betreft mag dat bijvoorbeeld gaan naar het opheffen van de bio-industrie. We gaan op een vreemde manier om met dieren. Mensen denken dat ze God zijn, maar uiteindelijk zijn we ook gewoon dieren. We manipuleren en gebruiken andere dieren, net als de natuur. Maar we vergeten soms dat we daar onderdeel van zijn. We staan er niet boven – we zijn er zelfs van afhankelijk. Toch lijkt dat voor veel mensen moeilijk te begrijpen.

Ik zou het prachtig vinden als mensen dieren en de natuur meer zouden waarderen en zouden koesteren wat er groeit en bloeit om hen heen. Ik denk dat het zou helpen als dat al onderdeel is van de scholing van kinderen. Je leert een boom pas echt waarderen als je weet hoe hij groeit – en als je je realiseert wat je vernietigt als je de zaag erin zet.


Neem risico’s zolang het nog kan

In mijn lezingen vertel ik vaak mijn verhaal. Wat ik wil overbrengen is simpel: wees goed voor jezelf, voor anderen en voor de wereld. Kijk hoe jij de wereld – al is het maar een klein beetje – beter kunt achterlaten. Dat jij dit nu leest en er misschien iets van oppikt of meeneemt, is voor mij al reden genoeg om mijn verhaal te vertellen.

Ik vind het heel belangrijk dat je iets doet waar je zingeving uit haalt. Sta af en toe stil en vraag je af waar je mee bezig bent en of dat echt waardevol is. En als het dat niet is, probeer dan te ontdekken wat je anders kunt doen.

Kijk, over twintig jaar ben ik er waarschijnlijk niet meer. Ik maak me dus weinig zorgen om mezelf; mij zal niet veel meer overkomen. Maar de generaties na ons kunnen wel in de problemen komen als we niet anders gaan leven.

Het leven heeft misschien geen vast doel, maar nu we hier toch zijn, kun je er maar beter het beste van maken. Neem risico’s zolang het nog kan. Dat klinkt misschien als een cliché, maar het is niet minder waar.

En onthoud: het is nooit te laat en je bent nooit te oud om te veranderen of om jezelf te worden. Je kunt altijd van gedachten veranderen – dat is het mooie van denken. Je denken is helemaal vrij; je kunt denken wat je wilt.